|
Post by stephanie on Jan 10, 2007 12:12:40 GMT 1
Nogmaals, mooi initiatief David! Klein vraagje voor de economisten onder ons..en zal het nog maar eens vermelden om écht medelijden op te wekken bij mijn medemens, ik zat dus thuis met mijn KEELONTSTEKING te bladeren in mn oefeningen v economie, kwam ik weer uit op dat verdomde kadertje v hoofdstuk 5..met die MFP da je moet zoeken of die positief en stijgend is en nog iets met toenemende en afnemende dingen..? ik weet er me geen raad mee! Iemand anders wel? zou leuk zijn als die mensen me dan even konden updaten! Dankjewel!
|
|
sarah
burtuqaala
Posts: 15
|
Post by sarah on Jan 10, 2007 17:29:34 GMT 1
ok, ik ga een poging doen om het uit te leggen...lees wel: POGING! want da zit reeds ver weg bij mij (ni zo ideaal bij een naderend examen uiteraard) -om te beginnen, die MFP: om dus te checken of die positief is en daalt: in kolom 1 ga je telkens de verschillen na tussen de outputs bij 1arbeidskracht, bij 2, bij 3 enzo, dan krijg je bv van 1A naar 2A = +75 , van 2A naar 3A=+50, van 3A naar 4A=+25 (waarbij A staat voor Arbeidskracht, om verwarring te vermijden). Je ziet dus, dat als je meer eenheden arbeid inzet, de output steeds stijgt, dus de MFP is positief. Om te zien of ze daalt of niet, kijk je naar de waarden van de MFP (dus resp. +75,+50,+25 ): daarin zie je dat de MFP afneemt (want 25is kleinder dan 50, en 50kleiner dan 75). Op dezelfde manier ga je tewerk voor kolom 2 en 3, dus de verschillen in opvolgende output berekenen, als dat positieve getallen zijn: MFP=positief, en dan kijken of het een dalende of een stijgende rij is om te weten of de MFP daalt of stijgt. Zo, nu deel 2: nagaan of er overal toenemende schaalopbrengsten zijn. Volgens mij doe je dit door coördinaten waarin kapitaal=arbeid (dus bv (1,1), (2,2)) met mekaar te vergelijken. Neem bv het vakje (1,1) met een output van 100 en het vakje (2,2) met q=225. Wanneer we alle inputs vergroten (want bij schaalopbrengsten gaat het om het vergroten van alle inputs, vandaar is het het gemakkelijkst te werken met vakjes waarbij K=A omdat je zo beter de groeifactor kunt berekenen). Dus, van (1,1) naar (2,2) is een groeifactor: x2 (want 1x2=2 ), dan vergelijk je de outputs en zie je of deze met eenzelfde factor zijn toegenomen, een grotere, of een kleinere, waaruit je dan kan concluderen of het resp. constante, toenemende of afnemende schaalopbrengsten zijn. In dit geval, van (1,1) naar (2,2) (dus groeifactor 2), hebben we outputs die toegenomen zijn van 100 naar 225. Dat is dus een groeifactor van 2,25 (225/100) , en deze is dus groter dan 2, dus hier hebben we toenemende schaalopbrengsten. Zulke vergelijkingen moet je nu uitvoeren bij alle mogelijke combinaties, en dan vind je dat bij het gaan van (2,2) naar (3,3) , dus een groeifactor 1,5, de output stijgt met 1,44, wat lager is dan 1,5 dus hier zijn afnemende schaalopbrengsten... Zo, ik hoop dat dit enigsinds wat duidelijk (??) is... en laat dit een mooie illustratie zijn waarom ik economie een verschrikkelijk vak vind!!! met veel buispotentie... groetjes
|
|
|
Post by stephanie on Jan 10, 2007 18:36:45 GMT 1
wow ja! klopt volledig eigelijk..dankjewel! zal je eeeeuwig dankbaar zijn!
|
|
|
Post by sihem on Jan 18, 2007 12:15:21 GMT 1
Ieps iedereen, kan iemand mij vertelle welke hoofdstukken we niet moeten kennen ( kwestie van mijn weinige tijd die me nog rest niet te verdoen aan hoofdstukken die we toch niet moeten kennen). Volgens mijn notas moeten we 4, 15, 18, 20 en een deel 22 niet kennen.
Nog veel succes bij het blokke!!!!!!
|
|
sarah
burtuqaala
Posts: 15
|
Post by sarah on Jan 18, 2007 16:28:32 GMT 1
hoofdstuk 4,15,20 en 26,27,28 moeten we niet kennen. Van hoofdstuk 18 moet je paragraaf 4 niet kennen en van hfd 19 paragraaf 5 niet. Hoodstuk 22, eigenlijk enkel lesnotas daarvan kennen, eventueel kan je paragraaf 1 leZen als verduidelijking. Ik denk trouwens dat hij ook een overzicht van de leerstof op Toledo heeft gezet, als je nog s dubbel wil checken groetjes
|
|